Dop, Jolien
(2018)
Het taboe op sterven na dood?
Master thesis, Master Godsdienstwetenschap.
Abstract
Op 23 september 2004 overleed de Amsterdamse volkszanger Andre Hazes. Vier dagen later
werd zijn kist om half acht 's avonds de Amsterdam Arena binnengedragen en op de middenstip
van het voetbalveld geplaatst. In aanwezigheid van Hazes' familie en meer dan 50.000 fans, die
dezelfde avond vanaf zes uur welkom waren in de Arena, luidde de Amsterdamse burgemeester
Job Cohen de openbare afscheidsceremonie voor de overleden zanger in. De ceremonie bestond
uit een serie toespraken van onder meer de kinderen van Andre Hazes, Frits Barend en oudvoetballer
Johan Cruyff, afgewisseld met uitvoeringen van Hazes' liedjes door bekende
Nederlandse artiesten. Rond tien uur 's avonds werd de kist onder de klanken van het lied 'Zij
gelooft in mij' nog een laatste keer door het stadion gedragen, om vervolgens de Arena uit te
worden gereden, gevolgd door de farnilie van de overleden zanger. De volledige plechtigheid
werd live via de televisie gevolgd door meer dan vijf miljoen mensen.1 De volgende dag werd
om twaalf uur 's middags door vrijwel alle Nederlandse radiostations het nummer 'Zij gelooft in
mij' gedraaid. Diezelfde dag werd Andre Hazes in besloten kring gecremeerd. 2
Eenjaar na zijn overlijden, op 23 september 2005, werd een deel van de as van Hazes om
tien uur 's avonds bij Hoek van Holland met een vuurpijl afgeschoten boven de Noordzee. Meer
dan twee miljoen mensen volgden het afschieten van de pijl live via de televisie.3 Het overige
gedeelte van de as was reeds, gemengd met inkt, in de vorm van een tatoeage aangebracht op de
lichamen van Hazes' weduwe en hun twee kinderen. Op diezelfde 23 september was 's ochtends
in de Amsterdamse Pijp een standbeeld onthuld van de volkszanger. 's Avonds vond een
herdenkingsconcert plaats in een uitverkocht Ahoy.4 Zijn uitvaart kan in zekere zin Andre Hazes'
laatste optreden genoemd worden. Hazes' status van volksheld en cultfiguur -denk hierbij aan de
populaire documentaire 'Zij gelooft in mij' die over de zanger verscheen- klonk duidelijk door in
het afscheid.
Je kunt je afvragen of een dergelijke uitvaart mogelijk zou zijn geweest indien de
omgang met sterven en dood -en daarmee ook de invulling van de uitvaart- nog bepaald zou
worden door kerkelijke voorschriften. Ik meen hier ontkennend op te kunnen antwoorden. Een
traditioneel, kerkelijk ritueel heeft in dit geval plaatsgemaakt voor een altematief, seculier ritueel.
Tijdens de afscheidsceremonie in de Arena stond de herinnering aan de volkszanger centraal. De herinnering aan een uniek persoon moest levend worden gehouden, wat temeer geillustreerd
wordt door het verschijnen van het boek Typisch Andre en de postume verkiezing van de zanger
tot 'de meest Hollandse zanger uit de vaderlandse geschiedenis'. 5
Centraal in deze scriptie staat de omgang met sterven en dood. Om deze omgang te
kunnen duiden onderscheid ik grofweg drie onderling afhankelijke thema's: hoe de mens zich tot
zijn eigen dood en de dood van een (geliefde) ander verhoudt; welke positie de zorgsector
tegenover de dood inneemt en ten slotte hoe de uitvaartbranche zich ontwikkelt. In West-Europa
werd aangaande de omgang met sterven en dood eeuwenlang een centrale positie ingenomen
door de Kerk. Vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw is hierin echter een duidelijke
kentering gaande. Volgens onder meer de Franse historicus Philippe Aries is de basis hiervoor
gelegd tijdens de Verlichting.6 In zijn uitgebreide werk L'homme devant la mart (uit 1977,
Nederlandse titel: Het uur van onze dood) heeft Aries een mentaliteitsgeschiedenis van de dood
geschetst over een periode van duizend jaar. Hij onderscheidt in deze geschiedenis vijf modellen,
waarbij hij constateert dat de dood in de twintigste eeuw taboe is geworden in de westerse
samenlevingen. Aries meent dat steeds verdergaande medicalisering van de maatschappij in dit
proces een belangrijke rol heeft gespeeld. Verlichting en medicalisering zijn kortom de pijlers
waarop Aries het taboe op de dood terugvoert.
Het is inmiddels meer dan dertig jaar geleden dat het werk van Aries verscheen, en het is
niet geheel ondenkbaar dat we omtrent de omgang met sterven en dood tegenwoordig in een
nieuwe fase zijn aanbeland. Ik ben van mening dat Aries zijn Het uur van onze dood in een tijd
schreef waarin sprake was van een vacutim inzake de omgang met sterven en dood. Een aloude,
gemstitutionaliseerde omgang brokkelde steeds verder af, maar er kwam destijds nog niets
nieuws voor in de plaats.
Met deze scriptie wil ik een aanvulling bieden op de taboethese van Aries door de
omgang met de dood aan het einde van de twintigste en het begin van de eenentwinigste eeuw
nader te beschouwen. Hoewel Aries zijn werk typeert als representatief voor het Westen in zijn
geheel, vertoont de Nederlandse situatie op haar beurt al dusdanige verschillen met bijvoorbeeld
Frankrijk, dat ik mij in deze scriptie grotendeels beperkt heb tot een beschouwing van de omgang
met de dood in Nederland. Hoewel er ongetwijfeld overeenkomsten met andere westerse landen
bestaan, acht ik mijn onderzoek over de Nederlandse situatie dan ook niet zonder meer
representatief voor 'het Westen'. Zo kent Nederland een uni eke religiegeschiedenis: reeds sinds de Refmmatie wordt Nederland gekenmerkt door grote religieuze plurifonniteit. Daarnaast is de
Nederlandse verzuiling aan het begin van de twintigste eeuw bijzonder in zijn somt. Bovendien
staat het Nederlandse euthanasiedebat intemationaal bekend als uiterst liberaal.
Mijn scriptie is aldus een interpretatie van de omgang met sterven en dood in Nederland,
waarbij ik me kritisch verhoud tot de these van Aries. Het accent ligt in dit onderzoek op huidige
ontwikkelingen omtrent de omgang met sterven en dood. Mijn aandacht gaat hierbij specifiek
uit naar de effecten van de ontwikkeling van de medische wetenschap en de processen van
ontkerkelijking en individualisering op de hedendaagse Nederlandse situatie. In mijn onderzoek
breng ik een trend in kaart wat betreft de omgang met de dood in Nederland. Dit wil uiteraard
niet zeggen dater slechts een manier is om met de dood om te gaan. Binnen Nederland kan een
wereld van verschil bestaan tussen een onkerkelijke, christelijke, islamitische, joodse of
hindoestaanse uitvaai1. Het is niet mijn bedoeling om in deze scriptie alle mogelijke gebruiken
rond sterven en dood in Nederland op te sommen. Ik signaleer daarentegen bepaalde nieuwe
trends in de omgang met de dood. Voor mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van literatuur,
(rouw)adve11enties, intemetsites en televisieprogramma's. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat
recente televisieprogramma's die gewijd zijn aan het thema 'de dood' een opvallende
verschuiving laten zien in de manier waarop het onderwerp wordt benaderd.
De resultaten van het onderzoek heb ik in een zestal hoofdstukken opgedeeld. In het
eerste hoofdstuk vat ik de these van Philippe Aries bondig samen. V ervolgens behandel ik in
hoofdstuk twee de ontwikkeling van het verlichtingsdenken in Nederland. Om een aanvulling te
kunnen bieden op het werk van Aries over de specifiek Nederlandse situatie, <lien ik de
Nederlandse historische context te schetsen, waarbinnen een veranderende omgang met de dood
moet worden begrepen. In hoofdstuk drie ga ik in op de ontwikkeling van de medische
wetenschap en de gevolgen hiervan voor de omgang met sterven en dood. Hoewel deze
ontwikkeling een gunstig effect heeft gehad op bijvoorbeeld de levensverwachting van de mens,
zijn de gevolgen ervan -in de vorm van vergaande medicalisering- voor de omgang met de dood
niet zonder meer positief te noemen. In hoofdstuk vier behandel ik twee belangrijke processen
die mede bepalend lijken te zijn voor de huidige omgang met de dood: ontkerkelijking en
individualisering. In het vijfde hoofdstuk ga ik in op de ontwikkeling van uitvaartrituelen. Het
zesde en tevens laatste hoof dstuk staat in het teken van het doorbreken van het taboe op de dood.
Ik behandel hierbij allereerst verschillende argumenten die door diverse sociologen en historici
zijn geuit v66r het standpunt dat de opvatting van de dood als modem taboe inmiddels
achterhaald zou zijn. Vervolgens richt ik me op verschillende tendensen in de huidige
Nederlandse samenleving die lijken te duiden op het doorbreken van het taboe. In grote lijnen
onderscheid ik hierin drie maatschappelijke trends die de doorbraak van het taboe lijken te
bewerkstelligen.
Samenvattend bestaat deze scriptie uit een onderzoek naar de effecten van de sinds de
jaren zestig van de twintigste eeuw ingezette medicalisering, ontkerkelijking en individualisering
op de omgang met sterven en dood in Nederland aan het eind van de twintigste en het begin van
de eenentwintigste eeuw.
Type: |
Thesis
(Master)
|
Supervisors (RUG): |
Supervisor | E-mail | Tutor organization | Tutor email |
---|
Baar, M.P.A. de | Mirjam.de.Baar@rug.nl | | | Luth, J.R. | J.R.Luth@rug.nl | | |
|
Degree programme: |
Master Godsdienstwetenschap |
Academic year: |
2008- 2009 |
Date of delivery: |
12 Jan 2018 |
Last modified: |
12 Jan 2018 15:41 |
URI: |
https://rcs.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/323 |
Actions (requires login)
|
View Item |