Hiwat, Corrie
Zie, de hele mens! Zingeving en levensbeschouwing in de anamnese.
Master thesis, Master Geestelijke Verzorging.
Abstract
Het woord anamnese betekent herinnering en het vertegenwoordigd in ziekenhuisverband het proces waarin de patiënt zijn ziektegeschiedenis vertelt aan de verpleegkundige en de arts en waarin deze vragen stellen aan de patiënt om zo te komen tot een diagnose waarna, op basis daarvan, een zorg en behandelplan kan worden vastgesteld. Vanwege de algehele strekking van mijn scriptie en ten behoeve van de onderzoeksvraag, spreek ik bij voorkeur van een anamnesegesprek.
Een anamnesegesprek dient, bijzondere omstandigheden daargelaten, aandacht te besteden aan de zingeving en levensbeschouwing van de patiënt. Het anamnesegesprek staat in dienst van het algehele welzijn van de patiënt en daarbij past het aandacht te hebben voor de vier dimensies van de mens: lichamelijk, psychologisch, sociaal en spiritueel.
In de praktijk in het Beatrix Kinderziekenhuis ontdekte ik dat de zorg in de vier dimensies regelmatig haperde. Dit was met name het geval als het ging om de spirituele dimensie van de patiënt. Dit vond ik opvallend, gezien het feit dat het om ernstig zieke kinderen ging, waarin het regelmatig voorkwam dat dit kind, de ouders, het gehele gezin te maken kreeg met niet alleen een dreigend of feitelijk sterven, maar ook met belangrijke zingeving- en levensbeschouwelijke thema’s. Immers een ernstige ziekte van je kind, kan je hele wereld op de kop zetten.
De doelstelling van mijn onderzoek stond dan ook in dienst van het verbeteren van deze situatie. Mijn belangrijkste vraag daarin was hoe ervoor gezorgd kan worden dat de onderwerpen levensbeschouwing en zingeving in het anamnesegesprek structureel en op een adequate manier naar voren kunnen komen, zodat deze als krachtbron meegenomen kunnen worden in de algehele zorg en behandeling van de patiënt. De methoden die ik heb gebruikt bestonden uit het doen van literatuuronderzoek, met betrekking tot het onderwerp ‘zorg voor zingeving en levensbeschouwing van de patiënt in de anamnese’ en een empirisch onderzoek wat deels binnen en deels buiten het Beatrix Kinderziekenhuis heeft plaats gevonden. Daarnaast heb ik tevens gebruik gemaakt van een klein interventieonderzoek, door de primaire zorgverlener uit te nodigen tijdens de anamnese gebruik te maken van de volgende basisvragen:
1. Wat moeten wij beslist van u weten, zodat we u goed kunnen begrijpen en begeleiden in deze periode?
2. Wat geeft u gewoonlijk kracht in moeilijke tijden?
3. Is er op dit moment iets wat ik voor u kan doen om u te steunen?
Voor het empirische onderzoek heb ik achttien semigestructureerde interviews gehouden met de doelgroepen patiënten, primaire zorgverleners en geestelijk verzorgers. De doelgroep patiënten bestond uit respondenten die van buiten het Beatrix Kinderziekenhuis kwamen. Deze keuze was noodgedwongen vanwege de beperkte tijd die ik beschikbaar had voor mijn onderzoek, wat niet goed samenging met de tijd die nodig zou zijn om dat deel van mijn empirisch onderzoek geaccrediteerd te krijgen door de ethische commissie van het ziekenhuis.
Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat zorg voor de patiënt doorgaans op de lichamelijke dimensie gericht is. Dat er onvoldoende tegemoet gekomen wordt aan de spirituele zorgvragen en zorgwensen van de patiënt, ondanks het feit dat aandacht voor de spirituele dimensie van de patiënt bevorderlijk is voor zijn herstel, zijn algehele welzijn en zijn vermogen om met ziekte of overlijden om te gaan. Dat het aandacht hebben voor de spirituele dimensie van de patiënt behoort tot de taakomschrijving van de primaire zorgverlener (arts en verpleegkundige.), maar dat deze vorm van patiëntenzorg desondanks regelmatig ontbreekt.
Dit hangt er in de ogen van de zorgverlener, onder andere, mee samen dat zij zich onvoldoende vertrouwd voelen met deze dimensie van zorg. Er is ook te weinig bewustzijn bij hen over het belang ervan en men denkt vaak dat het altijd om religie of zware en moeilijke onderwerpen gaat. Bovendien blijkt de zorgverlener doorgaans onvoldoende bekwaam in het kunnen verlenen van deze zorg en behoeft daarin training. Ook het literatuuronderzoek toonde aan dat door training van de primaire zorgverlener de meeste belemmeringen om deze zorg te kunnen bieden, verdwijnen.
Uit het empirisch onderzoek komt naar voren dat de patiënt de wens heeft zorg te ontvangen die zijn hele mens-zijn in ogenschouw neemt. De spirituele dimensie vormt daar een onderdeel van en is er onlosmakelijk mee verbonden. Hij heeft het gevoel dat het in het ziekenhuis vooral om het weghalen van symptomen gaat, zonder dat er goed gekeken wordt naar wat er aan de klacht of ziekte ten grondslag ligt. Hij ervaart aandacht voor zijn spirituele (zorg)vragen als versterkend in het kunnen omgaan met zijn ziekte.
Het digitale patiëntendossier (EPD), het elektronisch systeem waarin de zorgprofessionals gegevens van patiënten opslaan en verwerken, is onvoldoende geschikt voor de opslag van informatie die te maken heeft met het spirituele gedachtegoed van de patiënt. Het blijkt dat er zelden informatie in terug te vinden is over de zorg voor de patiënt in relatie tot de spirituele dimensie. Dit alles werkt belemmerend, in de opvatting van de primaire zorgverlener, op de aandacht voor deze dimensie in de anamnese, en soms ook verderop in de zorg.
Aanvankelijk kwam er uit het empirisch onderzoek naar voren dat de zorgverleners er de voorkeur aan gaven de gesprekken met patiënten over de spirituele dimensie door een vaste zorgverlener te laten verzorgen. Dit antwoord kon mogelijk ingegeven zijn door het feit dat hij door mij, geestelijk verzorging in opleiding, gesteld werd, alhoewel dit voor mij niet vanzelfsprekend lag. Sterker nog, de tip om deze vraag toe te voegen, kwam van een verpleegkundige.
Door de inbreng van drie basale voorbeeldvragen als hulpmiddel voor het anamnesegesprek, gebaseerd op een wat bredere, meer dagelijkse benadering van spirituele zorg, werd die voorkeur minder uitgesproken. Aandacht voor de spirituele dimensie bleek haalbaar en de zorgverleners besloten in de anamnese gebruik te maken van de vragen. Desalniettemin bleek de uitvoering toch weerbarstig, ondanks de goede voornemens.
Uit het interventieonderzoek dat ik als onderdeel van het empirisch onderzoek heb uitgevoerd, komt overtuigend naar voren dat de voorbeeldvragen leiden tot een gesprek waarin de patiënt uitdrukking kan geven aan datgene wat hem innerlijk bezig houdt. Mijn eindconclusie is daarom dat de primaire zorgverlener, vanaf de start van die zorg, dus al in de anamnese, aandacht dient te schenken aan deze dimensie van de patiënt.
Om dit mogelijk te maken moet die aandacht niet alleen uitgaan naar het geloof of de religie van de patiënt, of naar vragen omtrent een levenseinde, maar ook het brede(re) gebied beslaan van zingeving, levensbeschouwing en de hulpbronnen die de patiënt op dat moment in het leven ter beschikking heeft. Wanneer blijkt dat er specifieke zorgvragen op dit gebied leven, wordt er doorverwezen naar de geestelijk verzorger. Teneinde dit proces goed te doen verlopen en kans van slagen te geven, is het volgende nodig:
➢ training van de primaire zorgverleners in hoe aandacht te hebben voor de spirituele dimensie van de patiënt en het, indien nodig of wenselijk, kunnen doorverwijzen;
➢ de invoering van drie basisvragen voor in de anamnese;
➢ aanpassing van het EPD op deze drie basisvragen.
Om reden van het bovenstaande wijd ik een hoofdstuk (4) aan verbetervoorstellen waarin deze voorwaarden vertaald zijn.
Type: |
Thesis
(Master)
|
Supervisors (RUG): |
Supervisor | E-mail | Tutor organization | Tutor email |
---|
Jedan, C. | | Faculteit GGW, Christendom en Ideeengeschiedenis | C.Jedan@rug.nl | Derksen- de Wolde, M.G. | | Faculteit GGW, Vergelijkende Religiewetenschap | m.g.derksen-de.wolde@rug.nl |
|
Degree programme: |
Master Geestelijke Verzorging |
Academic year: |
2018-2019 |
Date of delivery: |
14 Oct 2022 08:16 |
Last modified: |
14 Oct 2022 08:16 |
URI: |
https://rcs.studenttheses.ub.rug.nl/id/eprint/698 |
Actions (requires login)
|
View Item |